Opgave 01
Tristan is jarig geweest. Hoeveel geld heeft hij gekregen?
A- € 42,40
B- € 42,90
C- € 43,30
D- € 33,40
Opgave 02
Tristan koopt van zijn verjaardagsgeld een horloge. Dit horloge kost € 26,20. Hoe gaat hij gepast betalen?
A- een briefje van € 20,- || twee muntjes van € 2,- || een muntje van € 0,50 || een muntje van € 0,20
B- een briefje van € 20,- || twee muntjes van € 2,- || twee muntjes van € 1,- || een muntje van € 0,20
C- een briefje van € 20,- || een muntje van € 2,- || twee muntjes van € 0,50 || een muntje van € 0,20
D- een briefje van € 10,- || twee muntjes van € 2,- || twee muntje van € 1,- || een muntje van € 0,20
Opgave 03
Op Koningsdag heeft Noah spulletjes verkocht in het park. Aan het einde van de dag heeft hij dit verdiend. Hoeveel is dit bij elkaar?
A- € 23,40
B- € 22,30
C- € 33,20
D- € 23,60
Opgave 04
In welke rij tel je precies € 5,70?
A- A
B- B
C- C
Opgave 05
Bob heeft € 87,- in zijn spaarpot. Hij krijgt € 2,50 zakgeld per week. Hij spaart vier weken zijn zakgeld. Hoeveel heeft hij dan in zijn spaarpot?
A- € 97,-
B- € 95,-
C- € 94,50
D- € 99,50