Opgave 01
In welke zin is het schuin gedrukte woord fout gespeld?
A- Karim snijd zijn brood in 16 stukjes.
B- Marieke zwaaide naar de buurvrouw.
C- Het huis is nog niet bewoond.
D- Met sporten heeft hij zich verstapt.
Opgave 02
A- De helikopter landt vanmiddag.
B- Hij storte de blokjes in een kist.
C- De dokter plakte een pleister.
D- Ik verwachtte geen visite.
Opgave 03
A- Hij stondt lang te wachten.
B- De bezoekers bestudeerden het boekje.
C- Pap maait vaak het gras.
D- Noah oefent veel op de piano.
Opgave 04
A- Marije lustte vroeger geen pindakaas.
B- Op de gang tocht het vreselijk.
C- De kunstenaar schetst een portret.
D- Werdt de schat snel gevonden?
Opgave 05
A- Oma heeft heerlijk gekookt.
B- De hond gromdt als hij een bot heeft.
C- De kapper knipt het haar.
D- Ik word een beetje ziek.