Opgave 01
De TGV, de hoge snelheidstrein van Amsterdam naar Parijs, rijdt met een gemiddelde snelheid van 300 km per uur. De trein stopt ook in Brussel. Over die afstand doet hij 1 uur en 30 minuten. Hoeveel km is het van Amsterdam naar Brussel?
A- 450 km
B- 300 km
C- 30 km
D- 45 km
Opgave 02
Paul gaat met zijn vader naar een voetbalwedstrijd. De wedstrijd begint om 20:00 uur. Paul en zijn vader zijn om 19:12 uur al bij het stadion. Hoe lang moeten zij nog wachten?
A- 1 uur en 38 minuten.
B- 48 minuten.
C- 1 uur en 48 minuten.
D- ze zijn te laat.
Opgave 03
Werner maakt met zijn vriendjes een boomhut. Ze willen planken kopen voor de vloer. Er moeten 9 planken in van 1 meter en 20 cm. De planken in de winkel zijn 2 meter en 50 cm lang. Hoeveel planken moeten zij kopen?
A- 20 planken
B- 4 planken
C- 6 planken
D- 5 planken
Opgave 04
Hannah doet mee aan de Vierdaagse in Nijmegen. Zij loopt een afstand van 20 km. Als zij 4/5 deel heeft gelopen valt ze uit. Hoeveel km heeft zij dan gelopen?
A- 15 km
B- 16 km
C- 17 km
D- 18 km
Opgave 05
De contributie voor de judo wordt per kwartaal betaald. De moeder van Hein betaalt 5 kwartalen vooruit. Voor hoeveel maanden heeft ze dan betaald?
A- 12 maanden
B- 15 maanden
C- 16 maanden
D- 18 maanden