Lees het volgende recept:
Opgave 01
Johan wil graag deze koekjes maken. Hij heeft een groot pak zout gekocht. Hoeveel zout heeft hij nodig voor deze koekjes?
A- Een theelepel.
B- Een snufje.
C- Een eetlepel.
D- Hij heeft geen zout nodig voor deze koekjes.
Opgave 02
Johan vraagt zich af hoe lang de koekjes in de oven moeten. Staat dat in dit recept?
A- Nee, dat staat niet in dit recept.
B- Ja, 40 minuten.
C- Ja, 30 minuten.
D- Ja, 12 minuten.
Opgave 03
Lotte wil ongeveer 1/3 van deze koekjes maken. Hoeveel m&m's moet ze dan ongeveer gebruiken?
A- Ongeveer 50 gram m&m's.
B- Ongeveer 70 gram m&m's.
C- Ongeveer 100 gram m&m's.
D- Ongeveer 150 gram m&m's.