Opgave 01
Karen wil 24 appelflappen kopen. Hoeveel moet ze afrekenen?
A- € 22,80
B- € 11,40
C- € 10,-
D- € 21,85
Opgave 02
Jeanne geeft een feestje. Ze koopt 12 appelflappen, 6 tompoezen en 4 appelgebakjes. Hoeveel moet ze betalen?
A- € 10,95
B- € 21,85
C- € 16,70
D- € 15,80
Opgave 03
De moeder van Rob koopt 1 keer per week brood voor het hele gezin. Per week koopt zij 4 hele bruine broden, 8 hele witte broden en 4 croissantjes. Volgende week kan ze geen boodschappen doen, dus deze week doet ze voor twee weken boodschappen. Hoeveel moet ze betalen?
A- € 29,80
B- € 59,60
C- € 35,40
D- € 21,30
Opgave 04
De oma van Linda wil graag een gourmet organiseren met haar kleinkinderen. Zij heeft 9 kleinkinderen. Ze gokt dat elk kind ongeveer 1/3 stokbrood eet. Hoeveel stokbroden moet ze dan kopen?
A- 4,5 stokbroden
B- 9 stokbroden
C- 3 stokbroden
D- 6 stokbroden
Opgave 05
Omdat de bakkerij 5 jaar bestaat maakt de bakker een verrassingspakket. Hij doet er 2 halve witte broden, 3 appelgebakjes, 2 tompoezen en 3 stokbroden in . Hoeveel zou dit verrassingspakket eigenlijk kosten?
A- € 10,25
B- € 20,80
C- € 10,40
D- € 7,85