Wat betekent het woord?
Opgave 01
Aalmoes
A- Een vogel.
B- Moes van aalbessen.
C- Een gift.
D- Een kleine hoeveelheid.
Opgave 02
Compositie
A- Een samenstelling.
B- Een auto.
C- Een moeilijk vraagstuk.
D- Een positie die je inneemt bij ballet.
Opgave 03
Aanbetaling
A- Een boete.
B- Een betaling naderhand.
C- Een voorschot.
D- Contant betalen.
Opgave 04
Ballingschap
A- Een oorlog onder Napoleon.
B- Een ballenbak bij Ikea.
C- Gedwongen verblijf buiten je eigen huis.
D- Een soort ballenjongen bij tennis.
Opgave 05
Accentueren
A- Je wenkbrauwen in model brengen.
B- Een therapie gedaan met naalden.
C- Iets benadrukken.
D- Iets ontkennen.