Opgave 01
Hoeveel is 1.000 mm ?
A- 10 cm
B- 100 dm
C- 100 cm
D- 100 m
Opgave 02
Hoeveel is 500 mm ?
A- 5 dm
B- 0,5 m
C- 50 cm
D- Alle gegeven antwoorden zijn goed.
Opgave 03
Willem wil een boot bouwen. De afmetingen van de planken zijn 15 dm breed en 30 dm lang. Willem wil weten wat de afmetingen in meters zijn, maar kan niet goed rekenen. Hij zoekt het op internet op. Hij leest op een site: 150 m breed en 300 m lang. Is dit antwoord goed?
A- ja.
B- nee, want het antwoord is: 15 m breed en 30 m breed.
C- nee, want het antwoord is: 1,5 m breed en 3 m lang.
D- nee, want het antwoord is: 15.000 dm breed en 3.0000 dm.
Opgave 04
Bob wil fotolijstjes ophangen. De afmetingen van deze lijstjes zijn 0,0004 km breed en 0,0008 km lang. Bob wil weten hoeveel dit in cm is
A- 0.4 cm breed en 0,8 cm lang
B- 4 cm breed en 8 cm lang
C- 40 cm breed en 80 cm lang
D- 800 cm breed en 800 cm lang
Opgave 05
De familie Jansen heeft een vrachtwagen gekocht. Ze weten helaas niet of ze in de parkeergarage mogen staan. Op het bord bij de parkeergarage staat dat het 2.5 m hoog is. Hoeveel dm is dit?
A- 25 dm
B- 250 dm
C- 0,25 dm
D- 2,5 dm